In de voetsporen van Holmes


Kerstin Bergman laat in haar boek Swedish Crime Fiction - The making of Nordic Noir [1] de traditie van Zweedse misdaadromans beginnen met het boek Stockholms-detektiven van Prins Pierre uit 1893. Hierin wordt voor het eerst een misdaadverhaal vertelt waarbij het onderzoek wordt uitgevoerd door politieman Fridolf Hammar. De misdaad is een mysterieuze brand in een fabriek in Ekilstuna die daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Het onderzoek van detective Hammar wordt hierbij realistisch beschreven door het bezoeken van de locatie, het ondervragen van getuigen en het vinden en interpreteren van bewijsmateriaal. De eerste Zweedse detective betrad dus rijkelijk laat het toneel (1893) als het startpunt van de westerse misdaadroman The murders in the Rue Morgue (1841) van Edgar Allen Poe wordt aangehouden.
In 1908 en 1910 verschijnen een tweetal misdaadromans met Sherlock Holmes verhalen, geschreven door Sture Stig, die een parodie vormen op de originele verhalen van Arthur Conan Doyle. Beide schrijvers Prins Pierre en Sture Stig schrijven onder een pseudoniem en behoren tot de eerste generatie van auteurs die zich wagen aan misdaadverhalen.
Tot de eerste generatie schaart Bergman ook Robinson Wilkins, S.A. Duse, Jul Regis, Frank Heller, Sture Appelberg, Yngve Hedvall, August Jansson en Torsten Sandberg. Van deze auteurs verschenen misdaadverhalen in het tijdsvak tussen de eerste en tweede wereldoorlog waarbij, regelmatig Engelstalige pseudoniemen werden gebruikt voor het schrijven van variaties op Sherlock Holmes-achtige verhalen.

De Zweedse schrijver Karl Arne Blom boog zich al eerder over de geschiedenis van de misdaadroman. In The Mystery Fancier [2] schreef hij al in 1983 een artikel over de schrijvers die hem voorgingen. Het boek Stockholms-detektiven van Prins Pierre kreeg hierbij eveneens de eer van eerste volledige Zweedse misdaadroman waarbij direct wordt aangetekend dat het boek bijna onleesbaar was geworden. Meer waardering werd uitgesproken voor de Noorse schrijver Stein Riverton en zijn Deense collega Palle Rosenkrantz.
De Sherlock Holmes pastiches van Sture Stig verschenen in eerste instantie als feuilleton in een Zweedse krant.
De Zweedse Conan Doyle was de eretitel voor Samuel August Duse. Hij schreef een dozijn misdaadromans over privé-detective Leo Carring met Stilettkäppen (1913) als debuut. Duse kreeg een compliment voor zijn goed geschreven en gedocumenteerde romans die een goed tijdsbeeld gaven. Met name worden genoemd de boeken Doktor Smirnos dagbok (1918) en Fallet Dagmar (1925). Zowel het debuut als beide andere boeken van Duse verschenen in vertaling bij uitgeverij W. De Haan uit Utrecht. Blom benoemt dat bij het lezen van Duse de geest van Holmes altijd aanwezig is, dit in tegenstelling tot de boeken van tijdgenoot Frank Heller, waar meer de geest van Arsene Lupin rondwaart.

Frank Heller was het pseudonmiem van de kleurrijke Gunnar Serner. Terugkerend personage bij Heller is professor Filip Collin zoals in het debuut Hr Collins affärer i London (1914). Storhertigens finanser (1915) krijgt van Blom veel waardering en wordt in diverse talen uitgegeven waaronder het feuilleton De financiën van den groothertog in 1923. Heller is zeer succesvol in eigen land en wordt in vertaling uitgebracht in onder andere Engeland en de VS. Naast de boeken over Filip Collin schrijft Heller ook over de in Amsterdam wonende Joodse psychoanalist Joseph Zimmertür. In vertaling verschijnt een feuilleton in Algemeen Handelsblad (1929) als Marco Polo's miljoenen. Blom laat weten dat Heller een virtuoos is of in zijn woorden een kraanvogel tussen de mussen.

Een mus moet dan, de in zijn tijd populaire, Julius Regis zijn, het pseudoniem van Julius Petterson. Geïnspireerd door de personage Nick Carter schreef Regis over zijn raadseljager Maurice Wallion, misdaadverslaggever voor de grootste krant van Stockholm. Verhalen die een mix zijn tussen thriller en whodunnit die zich afspelen in Stockholm, Parijs en Latijns-Amerika. Blå spåret is het debuut uit 1916 en twee van zijn, volgens Blom wat mindere, boeken werden vertaald in het Engels: Kopparhuset (1918) en Nr 13 Toroni (1919).

Waar Duse schreef over Stockholm dat veel leek op het Londen van Holmes, daar schreven Heller en Regis met name over de misdaad buiten Zweden. Één schrijver liet een meer typische Zweedse omgeving tot leven komen in de enige Zweedse misdaadroman die van haar hand verscheen. Josefssons på Drottninggatan (1918) geschreven door Fanny Alving met in de hoofdrol een vrouwelijke detective Jullan Eriksson.
Blom steekt niet alleen de loftrompet over deze eerste Zweedse schrijvers. Over August Jansson die een viertal boeken schreef over zijn personage ingenieur Torre Waller schrijft Blom: "bijna niet in staat om leesbaar Zweeds te schrijven en zonder het vermogen om zijn personages tot leven te brengen."

In de jaren dertig laten nog drie schrijvers van zich horen in 1931 verschijnt Obligationsmysteriet van de hand van Sture Appelberg. Zijn personage advocaat Sigurd Williams treedt op in meer boeken waarvan De döda skeppens vik als een van de betere wordt beschouwd. De meest getalenteerde van de drie is volgens Blom, Yngve Hedvall die slechts twee boeken op zijn naam heeft staan met Tragedien i Villa Siola (1934) als debuut. De laatste van het drietal is Torsten Sandberg die vier boeken schreef over journalist Stellan Werne met als eersteling De sju nätternas mysterium (1933).

Internationale schrijvers vond veel eerder hun weg naar de Zweedse lezer waaronder Garboriau (1869), Poe (1881), Doyle (1891) en Leblanc (1907). Op de golven van de Britse golden age schrijvers verschenen Chesterton (1912), Freeman (1918), Christie (1924) en Sayers (1925) in het Zweeds. In de voetsporen van Sherlock Holmes kwam het antwoord uit Zweden van de hand van S. A. Duse en Frank Heller.


[1] Swedish Crime Fiction - The Making of Nordic Noir - Kerstin Bergman (2014) , Mimesis International, EAN 9788857519838
[2] The Crime Story in Sweden - K. Arne Blom (1983) - The Mystery Fancier Volume 7 number 5